s Gereformeerde Kerk Wijnjewoude - Hemrik | Handboek en plaatselijke regeling

 

                     


                   

PLAATSELIJKE REGELING

Ten behoeve van het leven en werken van de
GEREFORMEERDE KERK
“ WIJNJEWOUDE HEMRIK”

                             

september   2013

Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de
Gereformeerde kerk  Wijnjewoude  Hemrik

 

Inhoud

Paragraaf      Inhoud

1.1                 Samenstelling van de kerkenraad
1.2                 Samenstelling van het moderamen
2.1.                Verkiezing van ambtsdragers algemeen
2.2.                Verkiezing van ouderlingen en diakenen
2.3                 Verkiezing van predikanten
3                    De werkwijze van de kerkenraad
4                    Besluitvorming
5                    De kerkdiensten
6.1.                De vermogensrechtelijke aangelegenheden – kerkrentmeesterlijk
6.2.                idem, diaconaal
6.3.                De vermogensrechtelijke aangelegenheden – begrotingen, jaarrekeningen,
                      collecterooster
6.4.                Overige taken van kerkrentmeesters en diakenen
7                    Overige bepalingen
                      Ondertekening

 

Vaststelling (wijziging)


Deze plaatselijke regeling is vastgesteld door de kerkenraad op
en is vanaf                                                      geldig.

 

De schuin gedrukte zijn de ordinantie teksten uit de kerkorde, deze gelden als toelichting op de plaatselijke regeling.

De niet schuin gedrukte tekst is de plaatselijke regeling.
 


§ 1. Samenstelling van de kerkenraad
Ordinantietekst

Ord. 4, art. 6

1. Elke gemeente heeft een kerkenraad.
2. De kerkenraad wordt gevormd door de ambtsdragers van de gemeente.
3. Met het oog op de vervulling van de door de kerkenraad te verrichten taken stelt de kerkenraad
het aantal ambtsdragers vast met dien verstande dat in de kerkenraad alle ambten aanwezig zijn
en wel naast de predikant ten minste twee ouderlingen die niet tevens kerkrentmeester zijn, twee
ouderlingen die tevens kerkrentmeester zijn en drie diakenen.
4. In een gemeente met minder dan 300 leden kan de kerkenraad een kleiner aantal ambtsdragers
vaststellen, met dien verstande dat alle ambten aanwezig zijn en in de plaatselijke regeling – met
medewerking en goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering, na in
daarvoor in aanmerking komende gevallen de evangelisch-lutherse synode te hebben gehoord –
is voorzien op welke wijze de in de ordinanties genoemde taken worden verricht.
5. Wanneer de helft van het aantal ambtsdragers ontbreekt of buiten functie is, bepaalt het breed
moderamen van de classicale vergadering na overleg met de nog functionerende ambtsdragers
en na in daarvoor in aanmerking komende gevallen de evangelisch-lutherse synode te hebben
gehoord, op welke wijze de in de ordinanties genoemde taken kunnen worden verricht.
6. De kerkenraad kan bepalen dat en in hoeverre zij die in de gemeente in een bediening zijn gesteld,
als adviseur aan de vergaderingen van de kerkenraad deelnemen.
7. De kerkenraad kan predikanten die met bijzondere opdracht aan de gemeente verbonden zijn en
dienstdoende predikanten die lid zijn van de gemeente benoemen tot lid van de kerkenraad.


§ 1. Samenstelling van de kerkenraad
Overige artikelen

1.1. Aantal ambtsdragers

De kerkenraad bestaat uit de volgende ambtsdragers:

Predikant                                          1
ouderlingen                                      10
jeugdouderling                                  1
ouderlingkerkrentmeester                 4
diakenen                                           7
Totaal                                              23

 

1.2  Samenstelling van het moderamen

Het moderamen wordt gevormd door de volgende kerkenraadsleden
De voorzitter van de kerkenraad
De scriba van de kerkenraad
Een aangewezen lid van de ouderlingkerkrentmeesters
Een aangewezen lid van de diaconie
De predikant, of  indien vacant een aangewezen ouderling

 

 


§ 2.1 Verkiezing van ambtsdragers - algemeen

Ordinantietekst

Ord. 3, art. 2. De verkiezingsregeling
1. De verkiezing wordt gehouden volgens een door de kerkenraad vast te stellen regeling.
2. Tot vaststelling of wijziging van deze regeling kan de kerkenraad overgaan met inachtneming van
het bepaalde in ordinantie 4-7-2.
3. De kerkenraad bepaalt, na de leden van de gemeente er in gekend en er over gehoord te hebben,
of alleen belijdende leden dan wel ook doopleden stemgerechtigd zijn en legt dit in de in lid 1 genoemde
regeling vast. Om stemgerechtigd te zijn dienen doopleden de leeftijd van achttien jaar te
hebben bereikt.
4. De kerkenraad kan in de regeling opnemen dat bij volmacht kan worden gestemd, met dien verstande
dat niemand meer dan twee gevolmachtigde stemmen kan uitbrengen en alleen stemgerechtigde
leden gevolmachtigde stemmen kunnen uitbrengen.

Generale regeling gastlidmaatschap

Art. 6 Rechten van gastleden

4. Gastleden kunnen lid zijn van kerkenraadscommissies en organen van bijstand van ambtelijke
vergaderingen. Alleen indien de in ordinantie 3-2 bedoelde verkiezingsregeling van de gemeente
daarin expliciet voorziet, hebben zij het passief en actief kiesrecht. Zij kunnen niet worden afgevaardigd
naar een meerdere vergadering
.

§ 2.1 Verkiezing van ambtsdragers - algemeen

Artikelen plaatselijke regeling

2.1.1. Stemrecht

De belijdende leden zijn stemgerechtigd.
Gastleden worden in dezen gelijkgesteld met de leden.
***
2.1.2. Regels voor het stemmen

a. De stemming geschiedt schriftelijk.
b. Indien er meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, zijn van hen verkozen
diegenen op wie de meeste stemmen zijn uitgebracht.
c. Er kan per volmacht gestemd worden, met dien verstande dat niemand meer dan twee gevolmachtigde stemmen kan uitbrengen en alleen stemgerechtigde leden gevolmachtigde stemmen kunnen uitbrengen.

§ 2.2. Verkiezing van ouderlingen en diakenen

Ordinantietekst
Ord. 3, art. 6. De verkiezing van ouderlingen en diakenen
1. De verkiezing van ouderlingen en diakenen geschiedt uit de stemgerechtigde leden van de
(wijk)gemeente. Slechts per geval en na instemming van het breed moderamen van de classicale
vergadering kan de kerkenraad een stemgerechtigd lid van een andere (wijk)gemeente kandidaat
stellen met het oog op de verkiezing tot ouderling of diaken.
2. De kandidaatstelling met het oog op de verkiezing geschiedt door de kerkenraad.
3. Voorafgaande aan de kandidaatstelling wordt de gemeente uitgenodigd schriftelijk en ondertekend
bij de kerkenraad aanbevelingen in te dienen van personen die naar haar mening voor verkiezing in
aanmerking komen.
Aanbevelingen van personen die naar de mening van gemeenteleden voor verkiezing in aanmerking
komen, gaan vergezeld van een vermelding bij elke aanbevolene van het ambt waarvoor de aanbevolene
in aanmerking komt.
4. De kerkenraad maakt voor elk ambt waarin een vacature is of zal ontstaan een verkiezingslijst op
met daarop de namen van hen
- die door tien of meer stemgerechtigde gemeenteleden voor dat ambt zijn aanbevolen
- die door de kerkenraad zelf voor het ambt worden voorgedragen.
Doopleden worden eerst op de verkiezingslijst opgenomen, nadat de kerkenraad zich ervan vergewist
heeft, met inachtneming van ordinantie 9-4-1 en 2, dat zij onder de belijdende leden kunnen worden
opgenomen.
5. Indien de verkiezingslijst meer namen telt dan het aantal vacatures voor dat ambt, vindt verkiezing
plaats door de stemgerechtigde leden van de gemeente. Indien het aantal kandidaten niet groter is
dan het aantal vacatures, worden de kandidaten verkozen verklaard.
6. De stemgerechtigde leden van de (wijk)gemeente kunnen - telkens voor een periode van ten hoogste
zes jaren - de kerkenraad machtigen om, na kennisneming van de ingekomen aanbevelingen voor
de verkiezing van ouderlingen en diakenen, voor elke vacature afzonderlijk een dubbeltal vast te stellen,
waaruit de verkiezing door de stemgerechtigde leden van de (wijk)gemeente plaatsvindt.
7. In afwijking van het bepaalde in dit artikel geschiedt in een gemeente met wijkgemeenten de verkiezing
van ouderlingen en diakenen met een bepaalde opdracht ten behoeve van de gemeente in
haar geheel, door de algemene kerkenraad uit de stemgerechtigde leden van de gemeente, nadat de
leden van de gemeente in de gelegenheid zijn gesteld personen aan te bevelen die naar hun mening
voor verkiezing in aanmerking komen. Zij maken als boventallig lid deel uit van de algemene kerkenraad.
Zij kunnen tevens, op verzoek van de wijkkerkenraad van de wijkgemeente waartoe zij behoren,
deel uitmaken van die wijkkerkenraad.
8. De kerkenraad maakt de namen van hen die gekozen zijn, aan de gemeente bekend om haar
goedkeuring te verkrijgen met het oog op hun bevestiging.
9. Bezwaren tegen de gevolgde verkiezingsprocedure of tegen de bevestiging van een gekozene
kunnen worden ingebracht door stemgerechtigde leden van de gemeente en dienen uiterlijk één week
na deze bekendmaking schriftelijk en ondertekend bij de kerkenraad te worden ingediend.
10. De kerkenraad zendt het bezwaarschrift binnen veertien dagen - onverminderd zijn verantwoordelijkheid
te proberen zelf het bezwaar weg te nemen - indien het gaat om een bezwaar tegen de gevolgde
verkiezingsprocedure, door naar het regionale college voor de behandeling van bezwaren en
geschillen en, indien het gaat om een bezwaar tegen de bevestiging van de gekozene, naar het regionale
college voor het opzicht.
Het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen doet terzake een einduitspraak.
Het regionale college voor het opzicht doet, indien het de bezwaren ongegrond verklaart,
een einduitspraak. Tegen de uitspraak van het regionale college voor het opzicht om de bezwaren
gegrond te verklaren is beroep mogelijk.
11. Indien geen bezwaren zijn ingebracht of de ingebrachte bezwaren ongegrond zijn bevonden, vindt
- met inachtneming van het in ordinantie 9-5-4 bepaalde - de bevestiging plaats in een kerkdienst met
gebruikmaking van een daarvoor bestemde orde. De bevestiging kan onder handoplegging geschieden.

 

§ 2.2. Verkiezing van ouderlingen en diakenen

Artikelen plaatselijke regeling

2.2.1 De verkiezing van ouderlingen en diakenen vindt plaats in maart.

2.2.2. De uitnodiging tot het doen van aanbevelingen, genoemd in Ord. 3-6-3, wordt tenminste
2 weken voordat de verkiezingslijst wordt opgesteld, door de kerkenraad gedaan.
Vanuit de lijst van aanbevelingen worden diegenen die 10 of meer aanbevelingen hebben op de verkiezingslijst geplaatst.

2.2.3. Indien er op de verkiezingslijst meer namen staan dan er vacatures zijn, wordt er een stemming gehouden.
De uitnodiging om te stemmen wordt tenminste 2 weken voordat de verkiezing
plaats heeft, door de kerkenraad gedaan.

2.2.4 Voor de taak van ambtsdrager zijn vrijgesteld; de boekhouder van de kerk, de koster die in loondienst staat van de kerk, 1e graad  familieleden van zittende kerkenraadsleden, zij die in het jaar van de verkiezing de leeftijd van 70 jaar en ouder hebben. 

2.2.5 Belijdende leden die zich voor een tweede maal hebben laten dopen, zijn verkiesbaar in het ambt. De kerkenraad gaat ervan uit dat zij met het aanvaarden van hun ambt hebben aangegeven, dat zij zorgvuldig zullen omgaan met hun persoonlijke overtuiging over de doop in de uitoefening van hun ambt. 
 
Ord. 3-7 De ambtstermijn van ouderlingen en diakenen

1. De ambtstermijn van ouderlingen en diakenen is vier jaar. Zij zijn eenmaal terstond als ambtsdrager
herkiesbaar. De kerkenraad kan hiervan slechts per geval in bijzondere omstandigheden afwijken na
instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering.
2. Zij die niet terstond herkiesbaar zijn, zijn eerst na afloop van een tijdvak van elf maanden na de
datum waarop hun ambtstermijn volgens het rooster van aftreden verstreken is, verkiesbaar.
3. Indien een ambtsdrager is afgevaardigd naar een meerdere vergadering of als ambtsdrager zitting
heeft in een regionaal of generaal college, kan de kerkenraad de ambtstermijn verlengen tot het einde
van de termijn waarvoor deze als afgevaardigde is aangewezen of als lid is benoemd.
4. De kerkenraad stelt voor de ouderlingen en de diakenen een rooster van aftreden vast. Wanneer
het gaat om de vervulling van een tussentijds ontstane vacature, handelt de kerkenraad met betrekking
tot de datum van aftreden naar bevind van zaken.
5. Aftredende ambtsdragers houden zo mogelijk in de kerkenraad zitting tot hun opvolgers zijn bevestigd,
doch in elk geval niet langer dan zes maanden na de datum waarop hun ambtstermijn volgens
het rooster van aftreden verstreken is.
6. In de plaatselijke regeling voor de verkiezing van ambtsdragers wordt vastgesteld in welke maand
de verkiezing van ouderlingen en diakenen wordt gehouden.

 


§ 2.2.5 De ambtstermijn van ouderlingen en diakenen.


    1.   De ambtstermijn van ouderlingen en diakenen is 4 jaar.

2. Indien een ambtsdrager dit wenst, is hij/zij na een afloop van een tijdvak van 22 maanden vanaf de datum waarop zijn/haar ambtstermijn volgens het rooster van aftreden verstreken is, pas weer verkiesbaar.
3. De kerkenraad stelt voor de ouderlingen en de diakenen een rooster van aftreden vast. Wanneer het gaat om de invulling van een tussentijds ontstane vacature, handelt de kerkenraad met betrekking tot de datum van aftreden naar bevind van zaken.
                    

§ 2.3 Verkiezing van predikanten
Ordinantietekst

ord. 3, art. 4. De verkiezing van predikanten
1. Voor de verkiezing tot predikant van een gemeente komen in aanmerking zij die in de Protestantse
Kerk in Nederland tot het ambt van predikant beroepbaar zijn.
2. Predikanten voor gewone werkzaamheden zijn pas beroepbaar wanneer zij ten minste vier jaar de
gemeente waaraan zij verbonden zijn, hebben gediend.
Afwijking hiervan is slechts mogelijk met instemming van het breed moderamen van de classicale
vergadering van de classis waartoe de gemeente behoort waaraan de betrokken predikant verbonden
is.
3. Een predikant kan niet binnen twee jaar voor de tweede maal worden beroepen in dezelfde vacature.
4. De kandidaatstelling met het oog op de verkiezing geschiedt door de kerkenraad. De kerkenraad
van een wijkgemeente verricht de kandidaatstelling tezamen met de algemene kerkenraad in een
gezamenlijke vergadering, waarbij elke van beide kerkenraden met de kandidatuur dient in te stemmen.
5. De verkiezing van een predikant vindt plaats in een door de kerkenraad belegde vergadering van
de stemgerechtigde leden van de gemeente.
Gaat het om de verkiezing van een predikant die als predikant voor gewone werkzaamheden verbonden
zal worden aan een wijkgemeente, dan geschiedt de verkiezing door de stemgerechtigde leden
van de wijkgemeente.
6. Voor het geval dat de kerkenraad één kandidaat ter verkiezing aan de gemeente voorstelt, is een
meerderheid van twee derde van de uitgebrachte geldige stemmen vereist om deze gekozen te kunnen
verklaren.
7. In een gemeente met meer dan 200 stemgerechtigde leden kan - met medewerking en goedvinden
van het breed moderamen van de classicale vergadering - in de in artikel 2-1 bedoelde regeling worden
bepaald dat in afwijking van het in lid 5 voorgeschrevene de verkiezing van de predikant geschiedt
door de kerkenraad.
8. In afwijking van het bepaalde in dit artikel geschiedt in een gemeente met wijkgemeenten de verkiezing
van een predikant met een bepaalde opdracht ten behoeve van de gemeente in haar geheel
die niet tevens aan een wijkgemeente verbonden wordt, door de algemene kerkenraad. Deze predikant
maakt als boventallig lid deel uit van de algemene kerkenraad.
9. De kerkenraad maakt de naam van de gekozene aan de gemeente bekend om haar goedkeuring te
verkrijgen met het oog op de beroeping.
10. Bezwaren tegen de gevolgde verkiezingsprocedure kunnen worden ingebracht door stemgerechtigde
leden van de gemeente en dienen uiterlijk één week na deze bekendmaking schriftelijk en ondertekend
bij de kerkenraad te worden ingediend.
11. De kerkenraad zendt het bezwaarschrift binnen veertien dagen - onverminderd zijn verantwoordelijkheid
te proberen zelf het bezwaar weg te nemen - door naar het regionale college voor de behandeling
van bezwaren en geschillen, dat ter zake een einduitspraak doet.

 

§ 2.3 Verkiezing van predikanten
Artikelen plaatselijke regeling

2.3.1. Stemmen

De verkiezing van een predikant vindt plaats in een door de kerkenraad belegde vergadering van de stemgerechtigde leden van de gemeente.
De uitnodiging om te stemmen wordt tenminste 2 weken voordat de verkiezing plaats heeft door de kerkenraad gedaan.


2.3.2. Stemmen bij volmacht

Zie art. 2.1.2.c

§ 3. De werkwijze van de kerkenraad

Ordinantietekst

Ord. 4, art. 8. Werkwijze
1. De kerkenraad komt ten minste zes maal per jaar bijeen.
2. De kerkenraad kiest jaarlijks uit zijn midden een moderamen bestaande uit ten minste een preses,
een scriba en een assessor. In het moderamen hebben ten minste een predikant, een ouderling, een
ouderling-kerkrentmeester en een diaken zitting. Indien de kerkenraad minder dan twaalf leden telt,
hebben in het moderamen ten minste een predikant, een ouderling of een ouderling-kerkrentmeester
en een diaken zitting.
3. Het moderamen heeft tot taak het voorbereiden, samenroepen en leiden van de bijeenkomsten van
de kerkenraad, de uitvoering van die besluiten van de kerkenraad waarvoor geen anderen aangewezen
zijn, en voorts, onder verantwoording aan de kerkenraad, het afdoen van zaken van formele en
administratieve aard en van zaken die geen uitstel gedogen.
4. De kerkenraad kan zich in zijn arbeid laten bijstaan door commissies die door hem worden ingesteld
en die werken in opdracht van, onder verantwoordelijkheid van en in verantwoording aan de
kerkenraad.
5. De kerkenraad stelt telkens voor een periode van vier jaar een beleidsplan op, na daarover overleg
gepleegd te hebben met het college van kerkrentmeesters, het college van diakenen en met alle
daarvoor in aanmerking komende organen van de gemeente.
Elk jaar pleegt de kerkenraad met dezelfde colleges en organen overleg over eventuele wijziging van
het beleidsplan.
Nadat de kerkenraad het beleidsplan of een wijziging daarvan voorlopig heeft vastgesteld, wordt dit in
de gemeente gepubliceerd. De kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun
mening over het beleidsplan of de wijziging kenbaar te maken. Daarna stelt de kerkenraad het beleidsplan
of de wijziging vast.
6. De kerkenraad maakt een regeling voor zijn wijze van werken, waarin in ieder geval wordt geregeld:
het bijeenroepen van zijn vergaderingen, de agendering, de wijze waarop de gemeente wordt gekend
en gehoord, de toelating van niet-leden van de kerkenraad tot zijn vergaderingen en het beheer van
zijn archieven.
7. De kerkenraad neemt geen besluiten tot het wijzigen van de gang van zaken in de gemeente ten
aanzien van:
- het beantwoorden van de doopvragen door doopleden;
- het toelaten van doopleden tot het avondmaal;
- het verlenen van actief en passief kiesrecht aan doopleden;
- de wijze van de verkiezing van ambtsdragers;
- het zegenen van andere levensverbintenissen dan een huwelijk van man en vrouw;
en ter zake van:
- de aanduiding en de naam van de gemeente;
- het voortbestaan van de gemeente;
- het aangaan van een samenwerkingsverband met een andere gemeente;
- de plaats van samenkomst van de gemeente;
- het verwerven, ingrijpend verbouwen, afbreken, verkopen of op andere wijze vervreemden
van een kerkgebouw;
zonder de leden van de gemeente daarin gekend en daarover gehoord te hebben.
Het kennen en horen dient in elk geval plaats te vinden in de vorm van een beraad in de gemeente
indien het beraad in de desbetreffende ordinantie is voorgeschreven.

 


§ 3. De werkwijze van de kerkenraad
Artikelen plaatselijke regeling

3.1. Aantal vergaderingen
De kerkenraad vergadert in de regel 11 maal per jaar.

3.2. De vergaderingen van de kerkenraad worden tenminste 7 dagen van te voren
bijeengeroepen door het moderamen, onder vermelding van de zaken, die aan de orde zullen
komen (de agenda).

3.3. Van de vergaderingen wordt een schriftelijk verslag opgesteld, dat in de eerstvolgende
vergadering door de kerkenraad wordt vastgesteld.
Genomen besluiten worden in een besluitenboek vermeld.

3.4. Verkiezing moderamen en taakverdeling.
De in ord. 4.8.2. genoemde jaarlijkse verkiezing van het moderamen geschiedt in de eerste vergadering na de bevestiging van de nieuwe ambtsdragers.
De afvaardiging naar de classis en andere taken wordt onderling verdeeld.

3.5. Plaatsvervangers
In de vergadering genoemd in art. 3.4 worden de plaatsvervangers van de preses en de
scriba aangewezen.

3.6. De gemeente kennen in en horen over;
In de gevallen dat de kerkorde voorschrijft, dat de kerkenraad de gemeente kent in een bepaalde zaak en haar daarover hoort, belegt de kerkenraad een bijeenkomst met de (betreffende) leden van de gemeente, die wordt
• aangekondigd in het kerkblad, dat voorafgaande aan de bijeenkomst verschijnt en
• afgekondigd op tenminste twee zondagen, die aan de bijeenkomst voorafgaan.
In deze berichtgeving vooraf maakt de kerkenraad kenbaar over welke zaak hij de gemeente
wil horen.

3.7.  Tot de vergaderingen van de kerkenraad worden gemeenteleden als toehoorder toegelaten, tenzij de kerkenraad besluit een zaak in beslotenheid te behandelen.

3.8. Het lopend archief van de kerkenraad berust bij de scriba.
Voor het kerkelijk archief worden er door de kerkrentmeesters 2 archiefbeheerders aangesteld voor het beheren en bijhouden van een goed overzichtelijk archief volgens de richtlijnen van de PKN.  Ord. 11-2-7 sub g.


3.9. De kerkenraad laat zich in zijn arbeid bijstaan door de navolgende commissies:
• de liturgiecommissie
• de gemeente opbouwcommissie
• de wijkteams
• missionaire commissie
• werkgroep kerk en Israel
• jeugdraad
• beroepingscommissie
Nadere bepalingen omtrent deze commissies staan vermeld in het handboek.

§ 4. Besluitvorming
Ordinantietekst

Ord. 4, art. 5 Besluitvorming
1. In alle kerkelijke lichamen worden besluiten steeds na gemeenschappelijk overleg en zo mogelijk
met eenparige stemmen genomen.
Blijkt eenparigheid niet bereikbaar, dan wordt besloten met meerderheid van de uitgebrachte stemmen,
waarbij blanco stemmen niet meetellen.
2. Stemming over zaken geschiedt mondeling tenzij om schriftelijke stemming wordt gevraagd. Staken
de stemmen, dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan is het voorstel verworpen.
3. Stemming over personen geschiedt schriftelijk.
Wanneer er niet meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, kan mondeling worden gestemd
als niemand van de aanwezige leden tegen mondelinge stemming bezwaar maakt.
Indien één kandidaat wordt voorgesteld en de stemmen staken, vindt herstemming plaats. Staken de
stemmen weer, dan is de kandidaat niet verkozen.
Indien er meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, zijn van hen verkozen diegenen op
wie de meeste stemmen zijn uitgebracht en die de meerderheid van de uitgebrachte stemmen hebben
behaald, tot het aantal vacatures dat vervuld moet worden.
Indien voor een vacature geen van de kandidaten een meerderheid heeft behaald, vindt een herstemming
plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen behaalden.
Staken de stemmen, dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan beslist het lot.
4. Geen besluiten kunnen worden genomen indien niet ten minste de helft van het aantal leden van
het kerkelijk lichaam ter vergadering aanwezig is.
Wanneer in een vergadering het quorum niet aanwezig is, kan ten aanzien van een op die vergadering
ingediend voorstel een besluit worden genomen op een volgende vergadering die ten minste twee
weken later wordt gehouden, ook wanneer dan het quorum niet aanwezig is.

 

 

 

 

 

 

 


§ 4. Besluitvorming

1. In alle kerkelijke lichamen worden besluiten steeds na gemeenschappelijk overleg en zo mogelijk
met eenparige stemmen genomen.
Blijkt eenparigheid niet bereikbaar, dan wordt besloten met meerderheid van de uitgebrachte stemmen,
waarbij blanco stemmen niet meetellen.

2. Stemming over zaken geschiedt mondeling tenzij om schriftelijke stemming wordt gevraagd. Staken
de stemmen, dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan is het voorstel verworpen.

3. Stemming over personen geschiedt schriftelijk.
Wanneer er niet meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, kan mondeling worden gestemd
als niemand van de aanwezige leden tegen mondelinge stemming bezwaar maakt.
Indien één kandidaat wordt voorgesteld en de stemmen staken, vindt herstemming plaats. Staken de
stemmen weer, dan is de kandidaat niet verkozen.
Indien er meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, zijn van hen verkozen diegenen op
wie de meeste stemmen zijn uitgebracht en die de meerderheid van de uitgebrachte stemmen hebben
behaald, tot het aantal vacatures dat vervuld moet worden.
Indien voor een vacature geen van de kandidaten een meerderheid heeft behaald, vindt een herstemming
plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen behaalden.
Staken de stemmen, dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan beslist het lot. 

4.Besluiten welke door de kerkenraad moeten worden genomen, dienen duidelijk op de oproep voor de vergadering te worden vermeld.                                                                                                                 Een besluit is pas geldig als van de ter vergadering aanwezige leden, met de van te voren schriftelijke ingediende stemmen, een meerderheid heeft.                                                                                              Geen besluiten kunnen worden genomen indien niet tenminste de helft van de kerkenraadsleden aanwezig zijn.                                                                                                                    
    
                                                           

 

 

 

 

 

 


§ 5. De kerkdiensten

Ordinantieteksten

Ord. 5 artikel 1 De eredienst

3. Tijd, plaats en aantal van de kerkdiensten worden vastgesteld door de kerkenraad.

Ord. 6 artikel 2 De toelating tot de doop

4. De kerkenraad bepaalt of doopvragen door doopleden mogen worden beantwoord. De kerkenraad
neemt een besluit tot wijziging van het beleid ter zake niet dan na de leden van de gemeente daarin
gekend en daarover gehoord te hebben.

Ord. 7 artikel 2 De toelating tot het avondmaal

De kerkenraad bepaalt of alleen belijdende leden of ook doopleden aan het avondmaal kunnen deelnemen.
De kerkenraad neemt een beslissing tot wijziging van het beleid ten aanzien van de deelname aan het
avondmaal niet dan na beraad in de gemeente, tot deelname waaraan de leden van de gemeente
worden uitgenodigd.

Ord. 5 artikel 4 Andere levensverbintenissen
1. De kerkenraad kan –na beraad in de gemeente- besluiten dat ook andere levensverbintenissen van
twee personen als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht kunnen worden gezegend.


§ 5. De kerkdiensten
Artikelen plaatselijke regeling

5.1. De wekelijkse kerkdiensten van de gemeente worden volgens een door de kerkenraad
vastgesteld rooster gehouden in het kerkgebouw Merkebuorren 34 te Wijnjewoude.
En indien mogelijk periodieke diensten in het kerkgebouw  Binnenwei 8 te Hemrik
5.2. Bij de bediening van de doop van kinderen kunnen alleen belijdende leden de doopvragen
beantwoorden.

5.3. Tot de deelname aan het avondmaal worden belijdende leden toegelaten.

5.4.Een huwelijk van man en vrouw, kan als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht worden ingezegend.
Andere levensverbintenissen kunnen na toestemming van de kerkenraad, na beraad in de  gemeente hierover, gezegend worden.

§ 6.1. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – kerkrentmeesterlijk
Ordinantieteksten

Ord. 11, art. 2 Het college van kerkrentmeesters
1. De ouderlingen die in het bijzonder zijn aangewezen tot kerkrentmeester vormen tezamen met de
kerkrentmeesters als bedoeld in lid 3 het college van kerkrentmeesters.
2. Het college van kerkrentmeesters bestaat uit ten minste drie leden.
De meerderheid van het college van kerkrentmeesters bestaat uit ouderlingen-kerkrentmeesters.
3. De kerkrentmeesters die geen ouderling zijn, worden door de kerkenraad uit de leden van de gemeente
benoemd nadat hun namen zijn voorgedragen aan de gemeente om haar goedkeuring te
verkrijgen. Zij kunnen in de gemeente niet tegelijkertijd een ambt dragen.
4. Ten aanzien van de kerkrentmeesters die geen ouderling zijn, is van overeenkomstige toepassing
hetgeen voor ambtsdragers bepaald is ter zake van de zittingstijd, de mogelijkheid bezwaar te maken
tegen de benoeming, het opzicht en de behandeling van bezwaren en geschillen.
5. Het college van kerkrentmeesters wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester
aan.
De voorzitter is een van de ouderlingen-kerkrentmeester.
Het college van kerkrentmeesters draagt er zorg voor dat de boekhouding en het middelenbeheer niet
in één hand zijn.
6. Indien aan de besluitvorming van het college van kerkrentmeesters minder dan drie leden deelnemen,
is een besluit van het college slechts rechtsgeldig,
a. wanneer, bij deelname door twee kerkrentmeesters, één ambtsdrager, daartoe aangewezen door
de kerkenraad, aan de besluitvorming heeft deelgenomen en
b. wanneer, bij deelname door één kerkrentmeester, twee ambtsdragers, daartoe aangewezen door
de kerkenraad, aan de besluitvorming hebben deelgenomen.
7. Het college van kerkrentmeesters heeft tot taak:
a. het in overleg met en in verantwoording aan de kerkenraad scheppen en onderhouden van de materiële
en financiële voorwaarden voor het leven en werken van de gemeente door:
- het meewerken aan de totstandkoming van het beleidsplan, de begroting en de jaarrekening van de
gemeente overeenkomstig het bepaalde in ordinantie 4-7-1 en het bepaalde in de artikelen 6 en 7;
- het zorg dragen voor de geldwerving;
- het zorg dragen voor het beschikbaar zijn van ruimten voor de eredienst en de andere activiteiten
van de gemeente;
en voorts
b. het beheren van de goederen van de gemeente;
c. het verzorgen van het, in het beleidsplan en de begroting geformuleerde, personeelsbeleid;
d. het zorg dragen voor de arbeidsrechtelijke aangelegenheden van hen die krachtens arbeidsovereenkomst
bij de gemeente werkzaam zijn op niet-diaconaal terrein;
e. het fungeren als opdrachtgever van kosters en beheerders van gebouwen en ander beherend en
administratief personeel dat op arbeidsovereenkomst in dienst van de gemeente werkzaam is;
f. het bijhouden van de registers van de gemeente, het doopboek, het belijdenisboek en - indien aanwezig
- het trouwboek;
g. het beheren van de archieven van de gemeente;
h. het beheren van de verzekeringspolissen.
Met het oog op deze taak kan de ouderling-kerkrentmeester worden vrijgesteld van
- het toerusten van de gemeente tot het vervullen van haar pastorale en missionaire roeping en
- de herderlijke zorg.
8. Het college van kerkrentmeesters blijft bij het beheren van en beschikken over de aan hem toevertrouwde
vermogenrechtelijke aangelegenheden van de gemeente binnen de grenzen van het door de
kerkenraad vastgestelde beleidsplan en van de door de kerkenraad vastgestelde begroting.


9. De volgende rechtshandelingen behoeven vooraf de instemming van de kerkenraad:
- het verkrijgen, bouwen, ingrijpend verbouwen, uitbreiden of restaureren, verhuren, bezwaren, verkopen
of op andere wijze vervreemden en afbreken van een gebouw of een orgel, beide in gebruik ten
behoeve van de eredienst of anderszins van belang voor het leven en werken van de gemeente;
- het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien;
- het aanvaarden van erfstellingen of schenkingen onder last of voorwaarde;
- het oprichten van of deelnemen aan een stichting;
het voeren van processen voor de overheidsrechter en het aangaan van overeenkomsten om geschillen
op een andere wijze tot een oplossing te brengen.
diaconaal terrein waaraan voor de gemeente financiële gevolgen verbonden zijn welke niet bij vastgestelde
begroting zijn voorzien.

Ord. 11, art. 5. Rechtspersoonlijkheid en vertegenwoordiging

1. De gemeente heeft rechtspersoonlijkheid.
De gemeente wordt in vermogensrechtelijke aangelegenheden van niet-diaconale aard vertegenwoordigd
door de voorzitter en de secretaris van het college van kerkrentmeesters tezamen. Het college
van kerkrentmeesters wijst voor elk van beiden uit zijn midden of uit de kerkenraad een plaatsvervanger
aan.
2. In alle andere aangelegenheden wordt de gemeente vertegenwoordigd door de preses en de scriba
van de kerkenraad tezamen. De kerkenraad wijst voor elk van beiden uit zijn midden een plaatsvervanger.


§ 6.1. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – kerkrentmeesterlijk
Artikelen plaatselijke regeling

6.1.1. Het college van kerkrentmeesters bestaat uit 7 leden.

6.1.2. Van de 7 kerkrentmeesters zijn er 4 ouderling.
De overige 3 zijn geen ouderling.

6.1.3. Het college van kerkrentmeesters wijst een administrateur aan.
De administrateur woont op verzoek van het college de vergadering(en) bij en heeft daar een adviserende stem. Op hem is het bepaalde in ord. 4-2 betreffende de geheimhouding van toepassing.

6.1.4.
De penningmeester is bevoegd betalingen te doen namens de gemeente, met in achtneming van het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan en de begroting, tot een maximaal bedrag van € 1.000,-- per betaling.
Zijn de bedragen van te verwachten betalingen reeds in een eerdere vergadering vastgelegd, dan is de bevoegdheid van de penningmeester tot € 5.000,-- per betaling. 
Voor alle andere betalingen zijn voorzitter en penningmeester of secretaris en penningmeester gezamenlijk bevoegd.
Bij afwezigheid of ontstentenis van de penningmeester treedt de voorzitter op als diens plaatsvervanger.

6.1.5. Tijdens de 1e collegevergadering na de bevestiging van nieuwe ambtsdragers wijst het college de voorzitter, penningmeester, secretaris en hun plaatsvervangers aan en een lid voor het moderamen.

§ 6.2. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – diaconaal
Ordinantieteksten

Ord. 11, art. 3. Het college van diakenen
1. De diakenen vormen tezamen het college van diakenen. Het college van diakenen bestaat uit ten
minste drie leden.
2. Het college van diakenen wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester
aan. Het college van diakenen draagt er zorg voor dat de boekhouding en het middelenbeheer niet in
één hand zijn.
3. Indien aan de besluitvorming van het college van diakenen minder dan drie leden deelnemen, is
een besluit van het college slechts rechtsgeldig,
a. wanneer, bij deelname door twee diakenen, één ambtsdrager, daartoe aangewezen door de kerkenraad,
aan de besluitvorming heeft deelgenomen en
b. wanneer, bij deelname door één diaken, twee ambtsdragers, daartoe aangewezen door de kerkenraad,
aan de besluitvorming hebben deelgenomen.
4. Het college van diakenen heeft tot taak:
a. het in overleg met en in verantwoording aan de kerkenraad scheppen en onderhouden van de materiële
en financiële voorwaarden voor de door de gemeente te verrichten diaconale dienst door:
- het meewerken aan de totstandkoming van het beleidsplan, de diaconale begroting en de diaconale
jaarrekening overeenkomstig het bepaalde in ordinantie 4-7-1 en het bepaalde in de artikelen 6 en 7;
- het zorg dragen voor de geldwerving ten behoeve van de diaconale arbeid van de gemeente;
en voorts
b. het beheren van de goederen van de diaconie;
c. het verzorgen van het, in het beleidsplan en de diaconale begroting geformuleerde, personeelsbeleid;
d. het zorg dragen voor de arbeidsrechtelijke aangelegenheden van hen die krachtens arbeidsovereenkomst
bij de diaconie werkzaam zijn;
e. het fungeren als opdrachtgever van hen die op arbeidsovereenkomst in de gemeente op diaconaal
terrein werkzaam zijn;
f. het beheren van verzekeringspolissen.
5. Het college van diakenen blijft bij het beheren van en beschikken over de aan hem toevertrouwde
vermogensrechtelijke aangelegenheden binnen de grenzen van het door de kerkenraad vastgestelde
beleidsplan en de door de kerkenraad vastgestelde begroting.
6. De volgende rechtshandelingen behoeven vooraf de instemming van de kerkenraad:
- het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien;
- het aanvaarden van erfstellingen of schenkingen onder last of voorwaarde;
- het oprichten van of deelnemen aan een stichting;
- het voeren van processen voor de overheidsrechter en het aangaan van overeenkomsten om geschillen
op een andere wijze tot een oplossing te brengen.
7. Het college van diakenen is bevoegd diaconale steun te verlenen aan personen, organen, kassen,
fondsen, instellingen en rechtspersonen in binnen- en buitenland.
Uitsluitend in zeer bijzondere gevallen, zulks ter beoordeling van het regionale college voor de behandeling
van beheerszaken en nadat ter zake toestemming is verkregen van dit college, kan het college
van diakenen besluiten diaconale gelden beschikbaar te stellen voor niet-diaconaal werk van de gemeente.
8. De kerkenraad neemt alleen in overleg met het college van diakenen beslissingen waaraan voor de
diaconie van de gemeente financiële gevolgen verbonden zijn welke niet bij vastgestelde begroting
zijn voorzien.


Ord. 11, art. 5. Rechtspersoonlijkheid en vertegenwoordiging
1. …
2. De diaconie van de gemeente heeft rechtspersoonlijkheid. Het college van diakenen is het bestuur
van de diaconie.
De gemeente wordt in vermogensrechtelijke aangelegenheden van diaconale aard vertegenwoordigd
door de diaconie. De diaconie van de gemeente wordt vertegenwoordigd door de voorzitter en de
secretaris van het college van diakenen tezamen. Het college van diakenen wijst voor elk van beiden
uit zijn midden of uit de kerkenraad een plaatsvervanger aan.

 

§ 6.2. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – diaconaal


Artikelen plaatselijke regeling

6.2.1. Het college van diakenen bestaat uit 7 leden.

6.2.2. Het college van diakenen wijst uit zijn midden een administrerend diaken aan, die belast wordt met de boekhouding van het college.

6.2.3.
De penningmeester is bevoegd betalingen te doen namens de diaconie, met in achtneming
van het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan en de begroting, tot een maximaal bedrag
van € 1.000,-- per betaling.
Voor betalingen boven dit bedrag zijn voorzitter en penningmeester of secretaris en penningmeester gezamenlijk bevoegd.
Bij afwezigheid of ontstentenis van de penningmeester treedt de voorzitter op als diens plaatsvervanger.

6.2.4. Tijdens de 1e vergadering na bevestiging van nieuwe ambtsdragers wijst het college de voorzitter, penningmeester, secretaris en hun plaatsvervangers aan en een lid voor het moderamen.



§ 6.3. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – begrotingen, jaarrekeningen, collecterooster

Ordinantieteksten

Ord. 11, art. 6. De begrotingen en het collecterooster
1. Elk jaar plegen het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen met de kerkenraad
en met alle daarvoor in aanmerking komende organen van de gemeente overleg over de in samenhang
met het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan op te stellen begrotingen en het collecterooster
van het komende kalenderjaar.
2. Vóór 1 november dienen het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen hun ontwerpbegrotingen
bij de kerkenraad in, vergezeld van een door hen in onderling overleg opgesteld
gemeenschappelijk ontwerp collecterooster.
3. Indien de kerkenraad wijzigingen wil aanbrengen in de ontwerpbegrotingen overlegt hij met het
betrokken college over de voorgenomen wijziging. Indien over de wijziging geen overeenstemming
wordt verkregen, vraagt de kerkenraad bemiddeling van het regionale college voor de behandeling
van beheerszaken. Eerst na bemiddeling van het regionale college neemt de kerkenraad een definitief
besluit.
4. Nadat de kerkenraad de begrotingen voorlopig heeft vastgesteld, worden deze in samenvatting in
de gemeente gepubliceerd en tevens gedurende een week in haar geheel voor de leden van de gemeente
ter inzage gelegd. De kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun mening
over de begrotingen kenbaar te maken op de wijze die in de regeling voor de wijze van werken
van de kerkenraad is aangegeven. Daarna stelt de kerkenraad de begrotingen en het collecterooster
vast.
5. Indien een kerkenraad wijzigingen wil aanbrengen in de vastgestelde begroting is het bepaalde in
lid 3 en 4 van overeenkomstige toepassing.
Ord. 11, art. 7. De jaarrekeningen
1. Het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen leggen elk jaar vóór 1 mei hun ontwerpjaarrekeningen
over het laatst verlopen kalenderjaar aan de kerkenraad voor.
2. Deze jaarrekeningen worden in haar geheel of in samenvatting in de gemeente gepubliceerd en
tevens gedurende een week in haar geheel voor de leden van de gemeente ter inzage gelegd. De
kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun mening over de jaarrekeningen
kenbaar te maken. op de wijze die in de regeling voor de wijze van werken van de kerkenraad is aangegeven.
3. Daarna stelt de kerkenraad de jaarrekeningen vast, hetgeen strekt tot decharge van de kerkrentmeesters
respectievelijk de diakenen inzake het door hen gevoerde beheer, tenzij de kerkenraad een
voorbehoud maakt, of het regionale college voor de behandeling van beheerszaken nader overleg
wenst.
4. Elk jaar wordt vóór de vaststelling van de jaarrekeningen de financiële administratie van de gemeente
en van de diaconie gecontroleerd door een door de kerkenraad aan te wijzen certificerend
accountant of twee andere onafhankelijke deskundigen.


§ 6.3. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – begrotingen, jaarrekeningen, collecterooster
Artikelen plaatselijke regeling

6.3.1. Het in de gelegenheid stellen van gemeenteleden hun mening kenbaar te maken over
begroting en jaarrekening.

Voor de vaststelling dan wel wijziging van de begroting en voor de vaststelling van de jaarrekening worden deze stukken in samenvatting gepubliceerd in het kerkblad.
De volledige stukken kunnen gedurende een week worden ingezien. Bij de publicatie worden
tijd en plaats vermeld.
Reacties kunnen tot drie dagen na het einde van de periode van ter inzage legging worden
gestuurd aan de scriba van de kerkenraad.


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


§ 6.4. Overige taken van kerkrentmeesters en diakenen
In deze paragraaf worden nog een aantal vermeldingen van de kerkrentmeesters en de diakenen in de ordinanties bij de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland genoemd,
bedoeld om een indruk te geven van de taken, die in de kerkorde zijn toegedacht aan het
college van kerkrentmeesters resp. diakenen en die in de vorige paragrafen van het model
nog niet zijn genoemd.

A. Kerkrentmeesters

Ordinantie 3
art. 5 (beroeping van predikanten)

3. Bij de beroepsbrief behoort een aanhangsel met de schriftelijke opgave van de toegezegde inkomsten
en rechten. Dit aanhangsel wordt ondertekend door de preses en de scriba van de (algemene)
kerkenraad en door de voorzitter en de secretaris van het college van kerkrentmeesters.

art. 10

2. Aan de ouderlingen die in het bijzonder zijn aangewezen tot kerkrentmeester is bovendien toevertrouwd, tezamen met de andere kerkrentmeesters,
- de verzorging van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente van niet diaconale
aard,
- het bijhouden van de registers van de gemeenteleden en van het doopboek, het belijdenisboek en
het trouwboek.

art. 28

2. De kerkelijke medewerkers worden benoemd door of vanwege de ambtelijke vergadering of het
kerkelijke lichaam onder verantwoordelijkheid waarvan zij werkzaam zijn.
Een kerkelijke medewerker wordt aangesteld
- voor een gemeente door het college van kerkrentmeesters of door het college van diakenen;
- …
Ordinantie 4
art. 8

5. De kerkenraad stelt telkens voor een periode van vier jaar een beleidsplan op, na daarover overleg
gepleegd te hebben met het college van kerkrentmeesters, het college van diakenen en met alle
daarvoor in aanmerking komende organen van de gemeente.

Ordinantie 5

Artikel 7.
1. Ten behoeve van de zorg voor het kerkgebouwen en de goede gang van zaken daarin tijdens de
kerkdiensten kunnen de kerkrentmeesters zich laten bijstaan door  kosters.

2. De kosters worden benoemd door de kerkenraad op voordracht van het college van kerkrentmeesters,
bij voorkeur uit de leden van de kerk. De aanstelling van de koster geschiedt door het college van
kerkrentmeesters.
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 8. De kerkgebouwen

1. De zorg voor de kerkgebouwen en de goede gang van zaken daarin tijdens de kerkdiensten berust
bij het college van kerkrentmeesters.
2. Over de inrichting van het kerkgebouwen beslist de kerkenraad, gehoord het orgaan van de kerk dat
op dit terrein werkzaam is.
3. Het kerkgebouwen wordt door het college van kerkrentmeesters in overleg met de kerkenraad bij
voorrang beschikbaar gesteld voor gemeentelijke en kerkelijke doeleinden.

 


B. Diakenen
Ordinantie 3

Artikel 11. Het dienstwerk van de diakenen
1. Tot opbouw van de gemeente met het oog op haar dienst in de wereld is aan de diakenen
toevertrouwd
- de ambtelijke tegenwoordigheid in de kerkdiensten;
- de dienst aan de Tafel van de Heer;
- het mede voorbereiden van de voorbeden;
- het inzamelen en besteden van de liefdegaven;
- het toerusten van de gemeente tot het vervullen van haar diaconale roeping;
- het verlenen van bijstand, verzorging of bescherming aan hen die dat behoeven;
- het nemen of ondersteunen van initiatieven die gericht zijn op het bevorderen van het
  maatschappelijk welzijn;
- het dienen van de gemeente en de kerk in haar bemoeienis met betrekking tot sociale
  vraagstukken en het aanspreken van de overheid en de samenleving op haar verantwoordelijkheid
  dienaangaande;
- het beheren van de financiële zaken die bestemd zijn voor het diaconaat
- en zo zij daartoe geroepen worden, het dienen van de kerk in de meerdere vergaderingen.

Artikel 28.De kerkelijke medewerkers

2.De kerkelijke medewerkers worden benoemd door of vanwege de ambtelijke vergadering of het
kerkelijke lichaam onder verantwoordelijkheid waarvan zij werkzaam zijn.
Een kerkelijke medewerker wordt aangesteld
-voor een gemeente door het college van kerkrentmeesters of door het college van diakenen;

 

Ordinantie 4

Artikel 8.Werkwijze

5.De kerkenraad stelt telkens voor een periode van vier jaar een beleidsplan op, na daarover overleg
gepleegd te hebben met het college van kerkrentmeesters, het college van diakenen en met alle
daarvoor in aanmerking komende organen van de gemeente.
Elk jaar pleegt de kerkenraad met dezelfde colleges en organen overleg over eventuele wijziging van
het beleidsplan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ordinantie 7

Artikel 3.De viering van het avondmaal

1.Het avondmaal wordt bediend door een predikant, waarbij de diakenen aan de tafel van de Heer
dienen en de ouderlingen medeverantwoordelijkheid dragen.
De bediening geschiedt op de wijze die door de kerkenraad is vastgesteld en met gebruikmaking van
een van de orden uit het dienstboek van de kerk.


Ordinantie 8

Artikel 3.De diaconale arbeid

3.De diaconale zorg in de gemeente en in haar omgeving krijgt gestalte in het leven van de leden van
de gemeente, die worden opgewekt tot onderling dienstbetoon, tot voorbeden en tot de dienst van
barmhartigheid en gerechtigheid in de wereld, als ook in de arbeid die door en onder leiding van de
diakenen wordt verricht.
4.De gemeente vervult haar diaconale opdracht elders in de wereld met behulp van en onder leiding
van de diakenen en, in samenwerking met de daartoe aangewezen organen van de kerk, met inachtneming van het bepaalde in ordinantie 14.

Ondertekening
Aldus te …………          vastgesteld in de vergadering van de kerkenraad van …

…………………………, preses
…………………………, scriba